Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen

Bestuurders van Stichting of Vereniging, opgelet: Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen komt er aan!

Komende maand behandelt de Tweede Kamer een (inhoudelijk nu al wel uitgekristalliseerd) voorstel voor de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen. Indien vervolgens de Eerste Kamer dit voortvarend behandelt en er mee instemt zal dit per 1 juli ’20 wet kunnen zijn.

Voor bestuurders van Stichtingen en Verenigingen heeft dit wel een paar serieuze gevolgen, waarop zij zich deels alvast kunnen gaan voorbereiden.

Toedracht

Naar aanleiding van o.a. misstanden bij woningcorporaties ontstond in 2016 de wens om bestuur van èn toezicht op (o.a.) Stichtingen en Verenigingen qua niveau te gaan optrekken naar dat van de BV en NV.  Dat schrok weer veel goedbedoelende vrijwilligers af , hetgeen nu ook weer niet de bedoeling was. Daarom is het aanvankelijke wetsontwerp van heel veel scherpe kantje ontdaan.

In dit blog bespreek ik kort de belangrijkste te verwachten veranderingen en hoe daar nu al mee om te gaan.

De grootste veranderingen

  • De wettelijke mogelijkheid van het instellen van een toezichthoudend orgaan ( een RvC of RvT). De taken ervan gaan dan min of meer gelijk luiden aan die voor een dergelijk orgaan in de bv/nv.
  • De wettelijke mogelijkheid –als alternatief voor het duaal stelsel van een uitvoerend bestuur en toeziende Raad van Toezicht of RvC-van het instellen van een monistisch bestuursmodel, waarmee in het bestuur zelf naast een aantal uitvoerende ook een aantal niet-uitvoerende bestuurders zitting neemt en waarbij de niet-uitvoerend bestuurders toezien op de uitvoerend bestuurders. De niet uitvoerend bestuurders in deze (in goed Nederlands genaamde:) One Tier Board (OTB) blijven wel bestuurder en in grote lijnen als zodanig aansprakelijk, anders dus dan als lid van de RvC.

Verhoogde kwaliteitseisen en dus verhoogd aansprakelijkheidsrisico

Als gezegd worden de aan bestuur en toezicht te stellen eisen verhoogd. Met alle aansprakelijkheidsrisico’s voor deze bestuurders en toezichthouders bij wanbeleid van dien. Hoewel dus veel scherpe kantjes uit het aanvankelijke voorstel zijn gehaald, wordt het toch wel oppassen geblazen voor bestuurders en toezichthouders (zoals Raden van Toezicht en Commissarissen), want als zaken fout gaan, dan kunnen de rechtspersoon en soms zelfs derden hen aanspreken als schade wordt veroorzaakt door een onbehoorlijke taakvervulling (falend uitvoerend bestuur en/of falend toezicht). Daarom bespreek ik hierna in grote lijnen hetgeen er gaat veranderen.

Uniformering kwaliteitseisen aan bestuur en toezichthouders

De norm waaraan een behoorlijke taakvervulling wordt getoetst wordt geüniformeerd met die voor het bedrijfsleven: het belang van de rechtspersoon en de aan deze verbonden organisatie. Uiteraard is het statutair doel daarbij een belangrijke leidraad.

Tot de taak van een bestuurder behoren alle taken die niet bij of krachtens de statuten aan een of meer andere bestuurders zijn toebedeeld met dien verstande dat elke bestuurder verantwoordelijkheid draagt voor de algemene gang van zaken. Een gelijke bepaling komt te gelden voor de commissarissen. Voor het monistisch model geldt daarbij dat taken die niet aan een of meer bepaalde bestuurders zijn toebedeeld, aan de uitvoerende en de niet-uitvoerende bestuurders tezamen behoren. Het is de derhalve van belang om een taakverdeling statutair te verankeren en goed af te bakenen.

Uniformering interne persoonlijke aansprakelijkheid en tevens geldend voor toezichthouders

  • Dat de aansprakelijkheid van bestuurders wegens (kennelijk) onbehoorlijk bestuur geldt jegens de rechtspersoon, dat was reeds zo, maar is thans expliciet in de wet opgenomen en geldt nu ook voor toezichthouders (onbehoorlijke taakuitoefening als toezichthouder).
  • Voor de bewijslast ervan geldt, dat alle leden van het aangesproken orgaan aansprakelijk zijn (ook voor het namens het orgaan handelen van een of enkele anderen ervan), tenzij een individueel lid bewijst dat de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur (of de raad van commissarissen) niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.
  • Bij een onverhoopt faillissement geldt, tenzij per individu het tegendeel wordt aangetoond, dat als belangrijke oorzaak daarvoor dergelijk gesteld kennelijk onbehoorlijk bestuur wordt aangenomen. Dit maakt ieder van hen jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het (gehele) tekort in de boedel. Indien daarbij sprake is van financiële wanorde, dient het bestuur aan te tonen dat dit niet een belangrijke oorzaak voor het faillissement was. Deze laatste omkering van de bewijslast geldt weer niet voor de “kleinere” stichting of vereniging, nl. de niet-VPB-plichtige Stichting/Vereniging en de informele Vereniging. Voor de wèl VPB-plichtige Stichting/en (dus bij notariële akte opgerichte) formele Vereniging geldt dat –ook buiten faillissement- misleidende informatie in Financiële Verslaggeving in geval van ernstige verwijtbaarheid ook jegens derden (anderen dan de rechtspersoon zèlf) tot bestuurdersaansprakelijk leidt.

In een volgend Blog over de WBTRP zal ik op een aantal overige, grote en kleine, veranderingen ingaan. Voor nu geldt: wat kunt u (al) doen? Ik adviseer u alvast intern na te gaan denken en te besluiten over de vraag of u een OTB of TwoTierboard wilt hebben . Ook zou u nu al over een taakverdeling dienen na te denken en die ook al vast te gaan leggen. Voor de bewijslast bij het opdoemen van problemen een nuttige exercitie!

Zoekt u antwoord op vragen over deze materie of wenst u overleg of advies over de te maken keuzes, dan kunt u zich wenden tot Jeroen van Wassenaer van ons kantoor.