Stemrechtloze aandeelhouder zijn of certificaathouder met vergaderrecht, maakt dat verschil?

Tussen certificaathouders met vergaderrecht en zonder vergaderrecht bestaan enige verschillen. Door deze verschillen is de zeggenschap van de certificaathouder zonder vergaderrecht in de vennootschap beperkter dan de zeggenschap van de certificaathouder met vergaderrecht. Daarom kan, zoals in het vorige blog beschreven, het uitgeven van certificaten zonder vergaderrecht aan de familieleden een goed instrument zijn om binnen het familiebedrijf slagvaardig te werk kunnen (blijven) gaan. Om de zeggenschap in de vennootschap te beperken kan er naast het uitgeven van certificaten ook voor worden gekozen om stemrechtloze aandelen uit te geven. De verschillen tussen stemrechtloze aandelen en certificaten – in het algemeen – staan in een eerder blog genoemd. In dit blog: de positie van de stemrechtloze aandeelhouder tegenover de positie van de certificaathouder met vergaderrecht. Zijn er ook tussen deze twee houders verschillen?

Eerst de overeenkomsten op een rijtje.                                                                                                                                                           

Overeenkomsten:

  1. Beide houders zijn onderdeel van de kring van betrokkenen van de vennootschap en hebben daarmee organisatierechtelijke rechten, waaronder het vergaderrecht.
  2. De bevoegdheden in de algemene vergadering zijn dezelfde. Ook zijn de rechten bij de besluitvorming op andere wijze dan in een vergadering dezelfde.
  3. Beide houders hebben het recht op gelijke behandeling ten opzichte van hun gelijken (certificaathouders mogen niet anders behandeld worden dan andere certificaathouders en idem voor stemrechtloze aandeelhouders).

Dan nu de verschillen:

Stemrechtloze aandelen Certificaten met vergaderrecht
Conversie naar (gewone) aandelen Is bij mijn weten niet geregeld, maar zou mogelijk kunnen zijn indien dat in de statuten staat, en zo dat daarin (nog) niet staat: via een statutenwijziging, al dan niet nadat via een aandeelhoudersovereenkomst alle overige aandeelhouders ermee ingestemd hebben. Is mogelijk – soms onder voorwaarden – indien de certificaten royeerbaar zijn en dat, en die voorwaarden, in de administratievoorwaarden of de statuten van het administratiekantoor (hierna: de STAK) respectievelijk in de statuten van de vennootschap – indien er meer dan één aandeelhouder is – zijn bepaald.
Stemrecht Nee, om toch invloed op stemmen uit te kunnen oefenen is bijvoorbeeld een obligatoire samenwerking met aandeelhouders met stemrecht nodig. Nee, enkel de STAK heeft stemrecht, de certificaathouder niet. Zij hebben echter onderling wel een contractuele relatie die gebaseerd is op de redelijkheid en billijkheid, waarop het stemgedrag van de STAK getoetst kan worden.
Afwijken van het bedrag dat wordt uitgekeerd op ieder aandeel Instemming van alle, dus ook de stemrechtloze aandeelhouders, is vereist als afwijking niet mogelijk is volgens de statuten, of er voor afwijking een statutenwijziging nodig is die afbreuk doet aan de positie van de houder van een (ook stemrechtloos) aandeel. Instemming is niet vereist van de certificaathouders.
Instellen van een vordering tot uitstoting Is mogelijk, indien de aandeelhouder alleen of gezamenlijk ten minste een derde van het geplaatste kapitaal verschaft. Is alleen mogelijk in het geval dat de statuten of administratievoorwaarden dit bepalen.
Instellen van de vordering tot uittreding Is mogelijk, indien de aandeelhouder door gedragingen van één of meer medeaandeelhouders zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd. Is alleen mogelijk in het geval dat de statuten of administratievoorwaarden dit bepalen.
Ontnemen van het vergaderrecht Is niet mogelijk. Is mogelijk (ook het toewijzen van het vergaderrecht is mogelijk in het geval van een certificaat zonder vergaderrecht).

Graag wil ik het laatste verschil uit de bovenstaande tabel verduidelijken, aangezien het grote veranderingen kan brengen in de positie van de certificaathouder. Zoals in het vorige blog genoemd heeft de certificaathouder zonder vergaderrecht minder zeggenschap dan de certificaathouder met vergaderrecht. Voor bedrijven zou het (kunnen) ontnemen van het vergaderrecht handig kunnen zijn.

Het vergaderrecht van de certificaathouder kan op drie manieren worden ontnomen (of worden toegekend als er sprake is van een certificaat zonder vergaderrecht):

  1. Met instemming van de certificaathouder.
  2. Als bij het toekennen van het vergaderrecht de bevoegdheid tot wijziging van het vergaderrecht (dus het ontnemen) uitdrukkelijk in de statuten was voorbehouden (zoals bijv. bij het einde van dienstverband van de certificaathouder).
  3. Als een in de statuten aangewezen orgaan bevoegd is om het vergaderrecht toe te kennen of te ontnemen aan certificaten, kan dit orgaan beslissen om het vergaderrecht te wijzigen.

Bij de derde manier is het mogelijk om het vergaderrecht van een certificaathouder te ontnemen zonder zijn instemming. Aan de ene kant zorgt dit voor een ietwat onzekere positie van de certificaathouder, anderen beslissen dan immers over zijn zeggenschap in de vennootschap. Aan de andere kant zorgt dit ervoor dat de vennootschap flexibel kan blijven. Flexibiliteit lijkt bijvoorbeeld voor een vennootschap wenselijk in geval er zo veel vergadergerechtigden zouden deelnemen aan de algemene vergadering dat deze niet meer overzichtelijk of efficiënt zou verlopen. Denk aan certificaten voor werknemersparticipatie. Van die mogelijkheid tot het ontnemen van het vergaderrecht zou, naar mijn mening, echter slechts in zeer uitzonderlijke en redelijke  gevallen gebruik mogen worden gemaakt.

Concluderend is er wel enig onderscheid te vinden tussen de stemrechtloze aandeelhouder en de certificaathouder met vergaderrecht. Over het algemeen hebben de houders dezelfde rechten betreffende de algemene vergadering, behalve dat er bij de certificaathouder de mogelijkheid bestaat om deze rechten – door het ontnemen van het vergaderrecht – kwijt te raken. Daardoor is de positie van een certificaathouder minder sterk dan die van een stemrechtloze aandeelhouder (die nooit zijn vergaderrecht zal verliezen). Er bestaat een groter verschil tussen de certificaathouder met en de certificaathouder zonder vergaderrecht, aangezien de laatste in geen enkel geval deel kan nemen aan de algemene vergadering. De certificaathouder zonder vergaderrecht staat daardoor het minst sterk op het gebied van zeggenschap. Omgekeerd, vanuit het Familiebedrijf geredeneerd: wilt u slagvaardig te werk kunnen (blijven) gaan, ook in de besluitvorming binnen de aandeelhoudersvergadering, dan is het uitgeven van certificaten zonder vergaderrecht aan de familieleden- aan wie u slechts dividend wilt laten toekomen- een goed instrument.

Zoekt u antwoord op vragen over deze materie of wenst u overleg of advies over de te maken keuzes, dan kunt u zich wenden tot  Jeroen van Wassenaer van ons kantoor.

Tussen certificaathouders met vergaderrecht en zonder vergaderrecht bestaan enige verschillen. Door deze verschillen is de zeggenschap van de certificaathouder zonder vergaderrecht in de vennootschap beperkter dan de zeggenschap van de certificaathouder met vergaderrecht. Daarom kan, zoals in het vorige blog beschreven, het uitgeven van certificaten zonder vergaderrecht aan de familieleden een goed instrument zijn om binnen het familiebedrijf slagvaardig te werk kunnen (blijven) gaan. Om de zeggenschap in de vennootschap te beperken kan er naast het uitgeven van certificaten ook voor worden gekozen om stemrechtloze aandelen uit te geven. De verschillen tussen stemrechtloze aandelen en certificaten – in het algemeen – staan in een eerder blog genoemd. In dit blog: de positie van de stemrechtloze aandeelhouder tegenover de positie van de certificaathouder met vergaderrecht. Zijn er ook tussen deze twee houders verschillen?

Eerst de overeenkomsten op een rijtje.                                                                                                                                                           

Overeenkomsten:

  1. Beide houders zijn onderdeel van de kring van betrokkenen van de vennootschap en hebben daarmee organisatierechtelijke rechten, waaronder het vergaderrecht.
  2. De bevoegdheden in de algemene vergadering zijn dezelfde. Ook zijn de rechten bij de besluitvorming op andere wijze dan in een vergadering dezelfde.
  3. Beide houders hebben het recht op gelijke behandeling ten opzichte van hun gelijken (certificaathouders mogen niet anders behandeld worden dan andere certificaathouders en idem voor stemrechtloze aandeelhouders).

Dan nu de verschillen:

Stemrechtloze aandelen Certificaten met vergaderrecht
Conversie naar (gewone) aandelen Is bij mijn weten niet geregeld, maar zou mogelijk kunnen zijn indien dat in de statuten staat, en zo dat daarin (nog) niet staat: via een statutenwijziging, al dan niet nadat via een aandeelhoudersovereenkomst alle overige aandeelhouders ermee ingestemd hebben. Is mogelijk – soms onder voorwaarden – indien de certificaten royeerbaar zijn en dat, en die voorwaarden, in de administratievoorwaarden of de statuten van het administratiekantoor (hierna: de STAK) respectievelijk in de statuten van de vennootschap – indien er meer dan één aandeelhouder is – zijn bepaald.
Stemrecht Nee, om toch invloed op stemmen uit te kunnen oefenen is bijvoorbeeld een obligatoire samenwerking met aandeelhouders met stemrecht nodig. Nee, enkel de STAK heeft stemrecht, de certificaathouder niet. Zij hebben echter onderling wel een contractuele relatie die gebaseerd is op de redelijkheid en billijkheid, waarop het stemgedrag van de STAK getoetst kan worden.
Afwijken van het bedrag dat wordt uitgekeerd op ieder aandeel Instemming van alle, dus ook de stemrechtloze aandeelhouders, is vereist als afwijking niet mogelijk is volgens de statuten, of er voor afwijking een statutenwijziging nodig is die afbreuk doet aan de positie van de houder van een (ook stemrechtloos) aandeel. Instemming is niet vereist van de certificaathouders.
Instellen van een vordering tot uitstoting Is mogelijk, indien de aandeelhouder alleen of gezamenlijk ten minste een derde van het geplaatste kapitaal verschaft. Is alleen mogelijk in het geval dat de statuten of administratievoorwaarden dit bepalen.
Instellen van de vordering tot uittreding Is mogelijk, indien de aandeelhouder door gedragingen van één of meer medeaandeelhouders zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd. Is alleen mogelijk in het geval dat de statuten of administratievoorwaarden dit bepalen.
Ontnemen van het vergaderrecht Is niet mogelijk. Is mogelijk (ook het toewijzen van het vergaderrecht is mogelijk in het geval van een certificaat zonder vergaderrecht).

 

Graag wil ik het laatste verschil uit de bovenstaande tabel verduidelijken, aangezien het grote veranderingen kan brengen in de positie van de certificaathouder. Zoals in het vorige blog genoemd heeft de certificaathouder zonder vergaderrecht minder zeggenschap dan de certificaathouder met vergaderrecht. Voor bedrijven zou het (kunnen) ontnemen van het vergaderrecht handig kunnen zijn.

Het vergaderrecht van de certificaathouder kan op drie manieren worden ontnomen (of worden toegekend als er sprake is van een certificaat zonder vergaderrecht):

  1. Met instemming van de certificaathouder.
  2. Als bij het toekennen van het vergaderrecht de bevoegdheid tot wijziging van het vergaderrecht (dus het ontnemen) uitdrukkelijk in de statuten was voorbehouden (zoals bijv. bij het einde van dienstverband van de certificaathouder).
  3. Als een in de statuten aangewezen orgaan bevoegd is om het vergaderrecht toe te kennen of te ontnemen aan certificaten, kan dit orgaan beslissen om het vergaderrecht te wijzigen.

Bij de derde manier is het mogelijk om het vergaderrecht van een certificaathouder te ontnemen zonder zijn instemming. Aan de ene kant zorgt dit voor een ietwat onzekere positie van de certificaathouder, anderen beslissen dan immers over zijn zeggenschap in de vennootschap. Aan de andere kant zorgt dit ervoor dat de vennootschap flexibel kan blijven. Flexibiliteit lijkt bijvoorbeeld voor een vennootschap wenselijk in geval er zo veel vergadergerechtigden zouden deelnemen aan de algemene vergadering dat deze niet meer overzichtelijk of efficiënt zou verlopen. Denk aan certificaten voor werknemersparticipatie. Van die mogelijkheid tot het ontnemen van het vergaderrecht zou, naar mijn mening, echter slechts in zeer uitzonderlijke en redelijke  gevallen gebruik mogen worden gemaakt.

Concluderend is er wel enig onderscheid te vinden tussen de stemrechtloze aandeelhouder en de certificaathouder met vergaderrecht. Over het algemeen hebben de houders dezelfde rechten betreffende de algemene vergadering, behalve dat er bij de certificaathouder de mogelijkheid bestaat om deze rechten – door het ontnemen van het vergaderrecht – kwijt te raken. Daardoor is de positie van een certificaathouder minder sterk dan die van een stemrechtloze aandeelhouder (die nooit zijn vergaderrecht zal verliezen). Er bestaat een groter verschil tussen de certificaathouder met en de certificaathouder zonder vergaderrecht, aangezien de laatste in geen enkel geval deel kan nemen aan de algemene vergadering. De certificaathouder zonder vergaderrecht staat daardoor het minst sterk op het gebied van zeggenschap. Omgekeerd, vanuit het Familiebedrijf geredeneerd: wilt u slagvaardig te werk kunnen (blijven) gaan, ook in de besluitvorming binnen de aandeelhoudersvergadering, dan is het uitgeven van certificaten zonder vergaderrecht aan de familieleden- aan wie u slechts dividend wilt laten toekomen- een goed instrument.

Zoekt u antwoord op vragen over deze materie of wenst u overleg of advies over de te maken keuzes, dan kunt u zich wenden tot  Jeroen van Wassenaer van ons kantoor.