Heerlijke rechten bestaan wel dégelijk nog!

Kaart van Heerlijkheden Zutphen en omgeving, 1757

Ik behandel op dit moment verschillende zaken over de oud-zakelijke Heerlijke rechten, reden voor een blog hierover.

Het direct financieel belang is over het algemeen heel betrekkelijk; het “emotioneel” belang daarentegen heel groot. Met name na WO II werd, net als adellijke titels, het voeren van de titel “Heer van ..” veelal maar beter achterwege gelaten. Ook hier lijkt echter te gelden, dat er zich sinds eind 90-er jaren een kentering in de belangstelling voordoet. Zelfbewustzijn en historisch besef zullen hieraan zeker (mede) debet zijn. Leek  voorheen het vaste credo: “de Heerlijke rechten zijn afgeschaft!”, sindsdien is het meer een vráág: “zijn die Heerlijke rechten nu eigenlijk afgeschaft?”.

Welnu: ze zijn afgeschaft maar korte tijd later ook weer herboren. In 1798 zijn in de staatsregeling (art. 24-27, burgerlijke en staatkundige grondregels) de heerlijkheden en heerlijke rechten afgeschaft. Bij Souverein Besluit van 26 maart 1814 (staatsblad 1814 nr 46) heeft Willem I vastgesteld dat hij misschien niet de heerlijkheden als zodanig herstelt, maar dat wel:

  • artikel 3: de regten van jagt, visscherij, [etc] door de [voormalige] eigenaren der heerlijkheden worden behouden.
  • artikel 7: Alle voormalige heerlijkheden, welke door combinaties met andere jurisdicties [=gemeentes uit 1810] zijn vermengd, worden gescheiden en op zichzelf gebracht.

Voor deze rechten geldt, dat deze (onder algemene titel) kunnen overgaan en dat deze zijn blijven bestaan ook zónder dat dit in het Kadaster zal of zou zijn bijgeschreven. Artikel 150, eerste lid, van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek ( van 3 april 1969) verklaart de van vóór 1838 bestaande oude zakelijke rechten tot registergoederen, hetgeen betekent, dat hun bestaan wordt erkend en dat levering (derhalve niet de verkrijging onder algemene titel) slechts kan geschieden door een notariële akte, gevolgd door de inschrijving in de openbare registers (kadaster).

Een andere zaak is het voeren van de titel Heer (of Vrouwe). In verband met de wettelijk regels inzake het naamrecht geldt, anders dan de adellijke titel, dat deze titel  formeel geen deel van de naam uitmaakt. Daarom wordt het systeem gehanteerd, dat de betreffende persoon de familienaam voert, maar daaraan toevoegt de naam van de heerlijkheid (of heerlijkheden). En daaraan kan dan weer – in meer formele stukken- ook worden toegevoegd: “Heer van… etc.”. Dat is, in de gevallen waarin duidelijk is dat van een lange en onbetwiste successie binnen de familie sprake is, in voorkomende gevallen ook wel door de Hoge Raad van Adel gesanctioneerd. En dat heet dan: “X, zich noemende en schrijvende X van Amsterdam van Den Haag, heer van Amsterdam en Den Haag.”

Het bewijs bijbrengen van (het nog bestaan van) die rechten is veelal een zeer weerbarstige bezigheid. Aan hen die dergelijke rechten (denken te) hebben en dit zouden willen vastleggen voor het nageslacht zou ik het volgende willen adviseren:

  1. Vergaar het bewijs dat u de rechtmatige opvolger van de Heerlijke rechten bent. Gebruikmaking van de Historische Reeks van het Rode of van het Blauwe Boekje is daarbij in toepasselijke gevallen zeker nuttig, maar testamentaire bepalingen van voorgangers zijn nog beter. Met een akte van overlijden kunt u testamenten van overledenen met een geboortedatum vanaf 1872 op laten vragen.
  2. Vergaar het bewijs waarop (geografisch) exact de Heerlijke rechten zien. Een perceelsnummering helpt het Kadaster om een eventuele match met de gemeentegrens ( bij diens instelling in 1795 althans 1815) aan te tonen. Het Regionaal archief kan eveneens behulpzaam zijn bij die bewijsvoering door te (helpen met) zoeken in de archieven.
  3. Vergaar het bewijs waaruit exact de Heerlijke rechten bestaan resp. bestaan hebben (Visrecht, andere rechten). Met name in (oude) koopaktes of testamenten wordt een exacte opgave nog wel vermeld gevonden (er lag immers toen een economisch belang aan ten grondslag).
  4. Voer, in de meer officiële stukken, (overlijdensbericht, testament, etc.) de naam (dus X van Amsterdam van Den Haag) en titel (Heer van Amsterdam en Den Haag) en neem een passage in uw testament op, waarin u deze zaken (de rechten, de naam en de titel) uitdrukkelijk benoemt en “doorgeeft”, al dan niet per legaat. Bij het testament zou u kunnen opnemen dat het uw wens is dat, de traditie getrouw, dit alles ook vervolgens telkens aan (bijvoorbeeld en afhankelijk van de bij uw familie levende traditie uiteraard:) de oudste zoon en zo verder zal worden overgedragen aan de nazaten binnen de familie.
  5. Hoewel ik in het vorenstaande aangaf dat bij vererving geen inschrijving in het kadaster nodig is (slechts bij verkoop aan derden is dat nu voorwaarde), zou het de rechtszekerheid voor u, uw nakomelingen en derden zeer helpen, indien u deze rechtspositie via een notariële akte daarin zou (doen) registreren. Dan is het maar duidelijk. Bij latere verervingen verdient het dan aanbeveling om het kadaster up to date te houden.

Ik keer terug naar het begin: het gaat veelal slechts om  “emotionele waarde”: De jaarlijkse opbrengst van de verhuur (“Pacht”) van Visrecht beloopt doorgaans niet veel meer dan een gratis bosje paling van de huurders ervan. Maar het verbindt de familie wel aan de locatie en daarmee ook aan de lokale bevolking en haar en uw eigen geschiedenis en identiteit.

Veel succes en indien ik, Jeroen van Wassenaer, u kan helpen met advies over de vastlegging of verdediging van uw heerlijke rechten: graag!